B. Financiële positie

B. Financiële positie

B1. Investeringen

Terug naar navigatie - B1. Investeringen

Met het vaststellen van de begroting autoriseert de raad het college tot het doen van uitgaven per programma tot de bedragen van het overzicht van baten en lasten voor het betreffende begrotingsjaar. In de programma’s zijn echter ook de investeringsplannen voor het begrotingsjaar opgenomen, die voor meerdere jaren ná dat begrotingsjaar nog lasten met zich mee brengen. Met het vaststellen van de begroting worden ook de beleidsprogramma’s en de daarvoor opgestelde investeringsplannen voor het komende begrotingsjaar geautoriseerd.

Investeringen 2023

Voor 2023 is een totaal bedrag aan investeringen geraamd van € 4,5 miljoen. Als gevolg van de gewijzigde BBV voorschriften wordt er vanaf de begroting 2017 e.v. geen omslagrente toegerekend aan de investeringen. Als in de toekomst onze financiering wijzigt, is het echter wel mogelijk dat weer rente toegerekend zal worden. Dit is afhankelijk van de omvang van de externe financiering en bijbehorend rentepercentage (renteschema). De investering in riolering (€ 3,9 miljoen in 2023) zijn gedekt door de tarieven.

In bijlage 5 zijn alle investeringen voor de jaren 2023 tot en met 2027 opgenomen inclusief status (besluitvorming), toelichting voor jaar 2023, afschrijvingstermijnen en aanduiding maatschappelijk c.q. economisch nut.

De investeringen van de gemeente worden aanbesteed op grond van de Europese en nationale wet- en regelgeving en het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid zoals door de raad vastgesteld in juni 2021.

B2. Stand en verloop van de reserves en voorzieningen

Terug naar navigatie - B2. Stand en verloop van de reserves en voorzieningen

Het belangrijkste verschil tussen reserves en voorzieningen is dat de raad in het geval van reserves een grote vrijheid heeft om de bestemming van deze gelden te wijzigen. Om die reden worden reserves als eigen vermogen aangeduid. In het geval van voorzieningen is veelal sprake van verplichtingen. Zolang de gemeenteraad de bestemming van geoormerkt geld nog kan veranderen, is er sprake van een bestemmingsreserve. Zodra dit niet meer kan, is er sprake van een voorziening.

Reserves
In onderstaand overzicht staat de verwachte stand en verloop van alle reserves.

Tabel Finbgr-B2.1
Reserves
Omschrijving Stand begin begrotingsjaar Vermeerderingen Verminderingen Stand eind begrotingsjaar
Algemene reserve 9.660.425 - - 9.660.425
Totaal algemene reserves 9.660.425 - - 9.660.425
Bestemmingsreserves
Reserve tijdelijke inhuur personeel 116.698 - - 116.698
Reserve kapitaallasten 26.921.941 - 1.518.064- 25.403.877
Reserve budgetoverheveling - - - -
Reserve Opleidingen 100.000 - - 100.000
Reserve Toerisme en recreatie - -
Reserve impuls brede scholen combinatie 157.632 - - 157.632
Reserve kunst 51.403 - - 51.403
Reserve bestuursakkoord 255.533 - - 255.533
Reserve voor kwaliteitsverbetering landschap 35.425 - - 35.425
Reserve Samen investeren in Drimmelen 46.597 - - 46.597
Reserve Herstel kunstwerken havens 57.614 - - 57.614
Reserve groenaanleg - - - -
Reserve Inclusie - - - -
Totaal bestemmingsreserves 27.742.842 - 1.518.064- 26.224.779
Reserves grondexploitatie
Algemene bedrijfsreserve grondbedrijf 1.391.431 437.115 - 1.828.546
Reserve opslag grote werken 50.603 - - 50.603
Reserve ruimtelijke ontwikkelingen 1.559.727 356.038 - 1.915.765
Totaal reserves grondexploitatie 3.001.761 793.152 - 3.794.914
Totaal reserves 40.405.029 793.152 1.518.064- 39.680.118
Terug naar navigatie - De belangrijkste mutaties in 2020 zijn:

De belangrijkste mutaties in 2023 zijn:

Reserve kapitaallasten

In het verleden zijn in de reserve Kapitaallasten bedragen gestort voor specifieke investeringen en gedurende de afschrijvingsduur worden de kapitaallasten uit deze reserve onttrokken. Tegenover de reserve staat dus een vergelijkbaar bedrag aan boekwaarde van investeringen.

Reserves Grondbedrijf
Zie voor een inhoudelijke toelichting paragraaf G. Grondbeleid.

Terug naar navigatie - Voorzieningen

Voorzieningen
Aan de creditzijde van de balans staan ook de voorzieningen.

Tabel Finbgr-B2.2
Voorzieningen
omschrijving Stand begin begrotingsjaar Vermeerderingen Verminderingen Stand eind begrotingsjaar
Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico's
Voorziening wet APPA 2.409.303 141.000 70.316 2.479.987
Voorziening uitkeringsverplichtingen (vm) personeel 57.000 - 57.000
Totaal voorz. verplichtingen, verliezen en risico's 2.466.303 141.000 70.316 2.536.987
Voorzieningen voor onderhoud
Voorziening onderhoud gebouwen PLANON 1.671.644 558.540 425.773 1.804.410
Voorziening onderhoud wegen 646.326 1.262.317 1.179.852 728.792
Totaal voorzieningen voor onderhoud 2.317.970 1.820.857 1.605.625 2.533.202
Voorzieningen voor door derden beklemde middelen
Voorziening riolering 1.736.551 803.263 933.288
Voorziening afvalstoffenheffing 1.016.677 331.307 685.370
Voorziening BIZ 825 825
Totaal voorzieningen voor door derden beklemde middelen 2.754.053 - 1.134.570 1.619.483
Totaal voorzieningen 7.538.326 1.961.857 2.810.511 6.689.672
Terug naar navigatie - Toelichting voorzieningen

Toelichting voorzieningen

Voorziening wet APPA
Voor de pensioenverplichtingen van zittende en voormalige wethouders, die de pensioenverplichting nog niet hebben bereikt, is een voorziening gevormd. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks op basis van actuariële berekeningen bepaald. Voor begrotingsjaar 2023 vindt op basis van deze actuariële berekeningen een storting plaats van € 141.000. Onttrekkingen betreffen uitkeringen aan voormalig wethouders. Verkiezingen, pensioenoverdrachten en de renteontwikkeling kunnen de omvang van de mutaties sterk beïnvloeden.

Voorziening uitkeringsverplichtingen voormalig personeel

Indien een medewerker ontslagen wordt, zijn we o.b.v. het BBV verplicht een voorziening te vormen voor de kosten die daaruit voortvloeien.  Dit zijn meestal salariskosten voor de periode die binnen het wettelijk kader is overeengekomen. In 2023 is hiervan sprake voor een één persoon.

Voorziening verliezen grondexploitatie
Deze voorziening is toegelicht in de paragraaf G. Grondbeleid.

Voorziening onderhoud gebouwen (Planon) en Voorziening onderhoud wegen
Deze onderhoudsvoorzieningen zijn toegelicht in de paragraaf C. Onderhoud kapitaalgoederen.

Voorziening riolering en afvalstoffenheffing
Deze voorzieningen zijn toegelicht in paragraaf B. Lokale heffingen.

Voorziening BIZ
De gemeente int de bijdragen van de ondernemers ten behoeve van het BIZ en dient deze door te betalen (onder gestelde voorwaarden) aan de vereniging.

B3. Financiering

Terug naar navigatie - B3. Financiering

Als alle investeringen in de begrotingsjaren 2023-2026 zouden worden uitgevoerd ontstaat een aanvullende financieringsbehoefte die oploopt tot afgerond € 4 miljoen. Dit wordt vooral veroorzaakt door investeringen in het project Sociaal cultureel dorpshart, nieuwbouw Stuifhoek en riolering.

In eerste instantie kan een financieringstekort afgedekt worden met kort geld (looptijd korter dan één jaar). Op basis van de kasgeldlimiet is er ruimte voor kort geld van circa € 5 miljoen.

Als het financieringstekort in twee opeenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet (zie paragraaf financiering) overschrijdt moet financiering met lang geld (looptijd langer dan één jaar) plaats vinden. De uitwerking van o.a. de herijking van het gemeentefonds en uitwerking van de ambities zal uiteindelijk bepalend zijn voor de hoogte van de daadwerkelijk af te sluiten lening.

B4. Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume

Terug naar navigatie - B4. Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volumevolume

Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen zijn aanspraken op toekomstige uitkeringen van zittende en voormalige bestuurders, van het personeel dat op dit moment bij de gemeente werkzaam is en van personeel dat in het verleden bij de gemeente werkzaam is geweest. Op grond van Burgerlijk Wetboek 2, titel 9 moeten ondernemingen voor deze aanspraken/ verplichtingen financiële voorzieningen worden getroffen. In verband met de bijzondere positie van de overheden (de zogenaamde ‘eigenheid’) is op deze regeling in het kader van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor gemeenten een uitzondering gemaakt.

Die uitzondering houdt in dat:

- Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume als reguliere last in de begroting worden opgenomen en in de rekening worden verantwoord.
- Hierover jaarlijks een beschouwing wordt opgenomen in de toelichting op de begroting/jaarrekening (art. 20.2 BBV).
- Gemeenten als resultaat daarvan geen bijzondere financiële voorzieningen behoeven te treffen (art. 44.3 BBV).
- Ter uitvoering volgt hieronder de op grond van art 20.2 van het BBV voorgeschreven beschouwing over de voor het begrotingsjaar relevante arbeidskosten gerelateerde verplichtingen.

Terug naar navigatie - B4.1 Wachtgelden, WW-uitkeringen en andere uitkeringen voormalige gemeenteambtenaren

B4.1 Wachtgelden, WW-uitkeringen en andere uitkeringen voormalige gemeenteambtenaren
Op grond van de voor het gemeentelijk personeel geldende rechtspositionele regelingen en/of afspraken zijn voor het voormalig gemeentelijk personeel de volgende twee categorieën te onderscheiden:
 

Werkloosheidswet
Het gemeentelijk personeel valt onder de werking van de Werkloosheidswet. De gemeenten zijn hierbij ‘eigen risicodrager’. De financiële effecten zijn afhankelijk van het beroep dat op de regeling moet worden gedaan. Op dit moment hebben wij 1 verplichting. Deze stopt op het moment dat deze persoon een baan heeft gevonden. De geschatte uitkeringskosten worden gestort in de Voorziening uitkeringsverplichtingen personeel/ voormalig personeel. Vervolgens worden hieruit de jaarlijkse uitkeringsverplichtingen onttrokken. De uitkeringskosten worden volledig uit eigen middelen bekostigd.

Vanaf 2020 vallen gemeenten onder het arbeidsrecht en is het eenvoudiger om een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Het risico daarbij is wel dat we sneller te maken krijgen met tijdelijke ww verplichtingen.

Suppletieregelingen
Indien sprake is van ontslag anders dan op eigen verzoek kan aan de oud-medewerker een suppletie worden toegekend bij het aanvaarden van een baan elders indien geen sprake is van een zogenaamde horizontale overgang. Deze suppletie wordt betaald tot maximaal het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De suppletie behelst de salarisachterstand ten opzichte van de situatie dat de medewerker nog in dienst was van de gemeente Drimmelen.

Terug naar navigatie - B4.2 Uitkeringen pensioenen voormalige bestuurders

B4.2 Uitkeringen pensioenen voormalige bestuurders
Voor voormalige leden van colleges van Burgemeester en Wethouders zijn de volgende rechtspositionele regelingen met daaraan gekoppelde en financiële verplichtingen van belang.

Uitkeringen voormalige bestuurders

Betreft op basis van de Wet Appa toegekende wachtgelduitkeringen. Omvang en duur van de uitkeringen zijn afhankelijk van door betrokkene opgebouwde diensttijd, genoten wedde en gerealiseerde neveninkomsten. In de begroting 2023 is wachtgeld begroot voor 1 voormalig bestuurder.  

Waardeoverdracht opgebouwde pensioenrechten

Op basis van de Wet Appa bestaat voor wethouders sinds een aantal jaren de mogelijkheid, binnen een zes maanden na aftreden, tot waardeoverdracht van de opgebouwde pensioenaanspraken. De omvang van de opgebouwde pensioenrechten is afhankelijk van de tijdsduur dat betrokkene het wethouderschap heeft uitgeoefend waaronder onder bepaalde voorwaarden mede begrepen de uitkeringstijd. De omvang van de lopende pensioenaanspraken wordt jaarlijks geïnventariseerd. De actuele waarde van de opgebouwde pensioenrechten van de zittende en oud-wethouders bedraagt ultimo 2022 circa € 2,5 miljoen. Voor risicoafdekking in dit verband is een overeenkomstige voorziening beschikbaar.
 
Terug naar navigatie - B 4.3 Rechtspositionele regelingen gemeentelijk personeel

B 4.3 Rechtspositionele regelingen gemeentelijk personeel
Op grond van de voor het gemeentelijk personeel geldende rechtspositionele regelingen en/of afspraken gelden vanaf 2014 er nieuwe regels rond meenemen van verlofuren naar een volgend kalenderjaar. Verlofuren hebben daarbij een beperkte houdbaarheid. Wettelijke verlofuren moeten binnen twaalf maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar zijn opgenomen. Anders vervallen deze verlofuren. Bovenwettelijke verlofuren hebben daarentegen een houdbaarheid van vijf jaar. Zijn deze verlofuren zes jaar na toekenning niet opgenomen dan verjaren deze uren. Bij tussentijds ontslag worden de verlofuren die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn opgenomen, uitbetaald. De vergoeding is daarbij gelijk aan het uurloon van de betreffende medewerker.
 

B5. Geprognosticeerde balans

Terug naar navigatie - B5. Geprognosticeerde balans

Het vernieuwde BBV bepaalt dat een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar inclusief meerjarenraming wordt opgenomen.

Tabel Finbgr-B5.1
Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo
ACTIVA 2021 2022 2023 2024 2025 2026
Vaste activa
Immateriële vaste activa 829.093 829.093 795.731 762.369 739.006 715.644
Materiële vaste activa 67.447.953 87.457.905 87.612.772 92.995.794 92.761.684 91.753.692
Financiële vaste activa: Kapitaalverstrekkingen 211.232 211.232 211.232 211.232 211.232 211.232
Financiële vaste activa: Leningen 1.444.037 1.444.037 1.444.037 1.444.037 1.444.037 1.444.037
Financiële vaste activa: Uitzettingen > 1 jaar 1.302.153 4.693.759 4.644.999 4.761.951 4.878.903 4.995.855
Totaal vaste activa 71.234.468 94.636.025 94.708.770 100.175.382 100.034.862 99.120.460
Vlottende activa
Voorraden: Onderhanden werk & Overige grond- en hulpstoffen 204.437 -369.235 -564.520 237.492 955.198 446.704
Voorraden: Gereed product en handelsgoederen & vooruitbetalingen 5.370 5.966 5.966 5.966 5.966 5.966
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar 7.123.428 7.231.078 7.231.078 7.231.078 7.231.078 7.231.078
Liquide middelen 403.221 225.209 225.209 225.209 225.209 225.209
Overlopende activa 2.299.192 2.288.128 2.288.128 2.288.128 2.288.128 2.288.128
Totaal vlottende activa 10.035.648 9.381.146 9.185.861 9.987.873 10.705.579 10.197.085
Totaal - generaal 81.270.116 104.017.171 103.894.631 110.163.255 110.740.441 109.317.545
Terug naar navigatie - Passiva
Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo
PASSIVA 2021 2022 2023 2024 2025 2026
Vaste passiva
Eigen vermogen 44.421.316 40.405.029 40.393.217 42.667.703 44.972.966 47.995.148
Onverdeeld resultaat 727.983 3.647.315 3.829.755 4.490.701 1.684.650
Voorzieningen 9.046.627 8.064.250 6.689.672 6.276.617 5.325.988 4.985.732
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van een jaar of langer 17.205.179 19.268.610 19.933.266 18.987.576 18.166.886 17.346.197
Totaal vaste passiva 70.673.122 68.465.872 70.663.470 71.761.651 72.956.542 72.011.727
Vlottende passiva
Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan een jaar 6.698.412 29.848.081 27.527.942 32.698.385 32.080.680 31.602.600
Overlopende passiva 3.898.582 5.703.218 5.703.218 5.703.218 5.703.218 5.703.218
Totaal vlottende passiva 10.596.994 35.551.299 33.231.160 38.401.603 37.783.899 37.305.819
Totaal - generaal 81.270.116 104.017.171 103.894.631 110.163.255 110.740.441 109.317.545

B6. EMU-saldo

Terug naar navigatie - B6. EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven met derden van de overheid. Het EMU-saldo geeft aan of er in een bepaald jaar met reële transacties meer geld uitgegeven is dan er in dat jaar is binnengekomen, of dat er netto geld overgehouden is. Het EMU-saldo is daarmee een indicatie voor de ontwikkeling van de liquiditeits- en financiële positie van de gemeente.

Het EMU-saldo van de lokale overheid telt mee voor het EMU-saldo van de totale overheid. Om inzicht te geven in het verwachte EMU-saldo van de lokale overheid is weergave van het saldo een verplicht onderdeel. De cijfers worden daarnaast verstrekt aan het CBS. Sturing op het EMU-saldo is van groot belang in verband met de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF).

Het vernieuwde BBV bepaalt dat in de begroting de ontwikkeling van het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar, het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende begrotingsjaren moet worden opgenomen.

Tabel Finbgr-B6.1
EMU-saldo Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026
a. Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) -1.867.311 2.907.520 2.456.926 2.966.209 216.130
b. Mutatie (im)materiële vaste activa 20.009.952 121.504 5.349.660 -257.472 -1.031.354
c. Mutatie voorzieningen -982.377 -1.374.578 -413.055 -950.628 -340.257
d. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -573.076 -195.285 802.012 717.706 -508.494
e. Boekwinst bij verkoop effecten en boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa - - - - -
Berekend EMU-saldo (a-b+c-d-e) -22.286.564 1.606.723 -4.107.801 1.555.346 1.415.721

De EMU-systematiek werkt op een andere manier dan het baten- en lastenstelsel dat de gemeenten hanteren. Investeringen tellen bijvoorbeeld niet mee in het stelsel van baten en lasten, daarbij wordt uitgegaan van de kapitaallasten van de investeringen. Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves in een jaar tellen echter wel volledig mee in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben. Het EMU-saldo van de gemeente Drimmelen voor 2023 komt uit op ongeveer € 1,6 miljoen positief. Het betekent dat in EMU-termen de inkomsten ongeveer € 1,6 miljoen groter zijn dan de uitgaven.

In de septembercirculaire van 2022 is de EMU referentiewaarde voor de gemeente Drimmelen -/- €  2.676.000 waardoor de referentiewaarde alleen in 2022 en 2024 wordt overschreden. Er staat op dit moment geen sanctie op het overschrijden van de referentiewaarden. De EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel van de gemeente in de gezamenlijke tekortnorm.