A. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Organisaties worden geconfronteerd met risico’s die de realisatie van doelen (kunnen) bedreigen. De gemeente identificeert en kwantificeert doorlopend de risico’s die bedreigend zijn voor haar ambities. En zet de weerstandscapaciteit die ze nodig heeft om risico’s af te dekken af tegen de daadwerkelijk beschikbaarheidscapaciteit. Waarbij de uitkomst van dit weerstandsratio minimaal 1 moet zijn volgens de nota weerstandsvermogen en risicomanagement die de raad op 28 februari 2021 vaststelde. Voor 2022 wordt een weerstandsratio van 4,1 begroot, ruim boven de minimaal vereiste norm.
Gemeenten meten hun financiële gezondheid af aan de set aan vijf kengetallen die de “Regeling vaststelling waarop kengetallen worden vastgesteld en opgenomen in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten” voorschrijft.
Doordat de gemeente in juli 2021 een langlopende lening van € 13,5 miljoen is aangegaan, is de netto schuldquote verslechterd. Voor 2022 wordt een netto schuldquote van 59% begroot, nog altijd ruim binnen de adviesgrens van 90%. Ook het niveau van de andere vier kengetallen wijst op een gezonde financiële positie van de gemeente. Met als belangrijkste constatering dat de structurele exploitatieruimte meerjarig de minimaal vereiste grens van 0% zal bereiken, waarmee dit kengetal zich ten opzichte van eerdere jaren sterk zal verbeteren.
B. Lokale heffingen
Gemeenten leggen belastingen, heffingen en retributies op. De onroerend zaakbelasting, afvalstoffenheffing en rioolheffing zijn daar de bekendste voorbeelden van. Die eigen opbrengsten vormen een belangrijk element in de methode van de verdeling van het Gemeentefonds die vanaf 2023 zal gaan gelden.
De omvang van de totale lokale lastendruk daalt als gevolg van de inzet van de voorziening voor het egaliseren van tarieven bij de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. De stijging van de gemiddelde onroerendzaakbelasting (OZB) is met 2,3% lager dan het indexpercentage van 2,8% door een correctie om het effect van de marktwaardestijging te dempen.
De OZB-opbrengsten nemen toe. Dit is het gevolg van een hoger dan verwachte areaaluitbreiding in 2021 en een kwalitatieve optimalisatie in 2021 van het WOZ-bestand op basis van een integrale controle van alle onroerende zaken. Naast deze correctie bestaat de stijging van de opbrengsten in 2022 zoals gebruikelijk uit de areaaluitbreiding die we volgend jaar verwachten en de index van 2,8%.
Voor 2022 wordt een lokale lastendruk van € 675,63 per huishouden verwacht (begroot 2021: € 787,03).
C. Onderhoud kapitaalgoederen
Kapitaalgoederen laten zich onderscheiden in wegen, openbare verlichting, civiele kunstwerken, riolering, water, groen en gebouwen. Op grond van de vigerende meerjarige plannen voor groot onderhoud wordt de komende jaren steeds € 1,4 miljoen aan voorzieningen voor groot onderhoud gedoteerd. De exploitatielast voor de kosten van klein onderhoud zullen ca. € 2,5 miljoen per jaar bedragen.
2022 zal een jaar met een beperkt investeringsvolume zijn (€ 2,1 miljoen). In latere jaren zal het volume aan uitbreidings- en vervangingsinvesteringen hoger liggen, met name door investeringen in het rioleringsstelsel. Bovendien zal in 2023 geïnvesteerd worden in de nieuwbouw van IKC De Stuifhoek (€ 5,3 miljoen).
D. Financiering
De Wet financiering decentrale overheden (Fido) bevat richtlijnen voor een adequaat beheer van in- en uitgaande geldstromen. Ingevolge de Wet Fido werken gemeenten die richtlijnen uit in een Treasurystatuut. Het college zal in 2022 het bestaande statuut vernieuwen en daar een borgstellingsbeleid aan toevoegen.
Het college voorziet voor 2022 geen substantiële financieringsrisico’s, anders dan dat zij samen met het Rijk en andere gemeenten als achtervang fungeert in een situatie dat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw niet aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.
Rekening houdend met het verwachte investeringsvolume, zal er in 2022 een financieringsbehoefte van € 4,1 miljoen ontstaan. Voor zover niet met een kasgeldlening in die behoefte kan worden voorzien, zal voor het restant een langlopende lening aangetrokken moeten worden.
De raad stemde op 28 januari 2021 in met een financieringsarrangement voor de inrichting van een nieuw sociaal-cultureel dorpshart in Made. Dit arrangement is in het najaar van 2021 door partijen uitgewerkt, een uitwerking die bij het opmaken van de Begroting 2022 derhalve nog niet bekend was. Nadere informatie hierover volgt bij de Voorjaarsnota 2022 of – als daartoe aanleiding is – tussentijds.
E. Bedrijfsvoering
De gemeentelijke organisatie zal ook in 2022 meebewegen met de veranderende omgeving. Met als richtsnoeren de initiatieven uit de raadsbrief van 26 januari 2021 en die uit het ambitieplan Dienstverlening en Informatievoorziening dat de raad op 17 december 2020 vaststelde.
2022 zal het eerste volledige kalenderjaar zijn waarin medewerkers van de gemeente hybride gaan werken. Met een thuiswerkplek die voldoet aan de eisen van de Arbeidsomstandighedenwet en een flexibele werkplek in het gemeentehuis. Waarbij het gemeentehuis een plaats is om collega’s te ontmoeten en voor zakelijke afspraken die noodzakelijkerwijs fysiek moeten plaats vinden.
Opvallende andere ontwikkelingen zullen zijn de verdere professionalisering van de clusters Samenhangende Objectregistraties en Beheer Informatie Systemen en de afronding van de verduurzaming van het gemeentehuis. Verder zal de rechtmatigheidsverantwoording door het college worden voorbereid en zullen er stappen worden gezet om te voldoen aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de resolutie Digitale Veiligheid die alle gemeenten in 2021 hebben aangenomen.
F. Verbonden partijen
De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) wordt vernieuwd. De nieuwe wet beoogt om de kaderstellende en controlerende rol van gemeenteraden bij gemeenschappelijke regelingen te verstevigen. Na afronding van de parlementaire goedkeuring zullen gemeenten zich in 2022 voor gaan bereiden op de gewijzigde Wgr, die mogelijk op 1 januari 2023 met een overgangstermijn van twee jaar in zal gaan. In navolging van de wetswijziging zal ook de regionale nota verbonden partijen worden herzien.
Vanaf 1 januari 2022 zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van beschermd wonen in plaats van centrumgemeenten. De gemeenten Altena, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout en Zundert treffen hiertoe een gemeenschappelijke regeling die op deze datum in werking zal treden.
Gebruikelijk is dat gemeenten in hun begroting richtlijnen aan gemeenschappelijke regelingen richtlijnen meegeven voor hun kadernota en begroting voor, in dit geval, 2023. De algemene richtlijnen zijn gelijk aan die van eerdere jaren. Het college geeft in overweging om specifieke richtlijnen mee te geven aan de Regio West-Brabant, WAVA/MidZuid, de Omgevingsdienst West-Brabant, de Veiligheidsregio, de GGD en de Regionale Ambulancevoorziening.
G. Grondbeleid
Op grond van de vigerende grondnota voert de gemeente een faciliterend grondbeleid. De áctieve grondposities blijven beperkt tot kavels aan de Prinsenpolder (Made), het Dega-terrein (Lage Zwaluwe), het E-veld (Terheijden), Antwerpsestraat/Geraniumstraat (Made) en het centrum van Made.
Voor 2022 wordt voor deze grondposities een positief exploitatieresultaat van € 0,9 miljoen verwacht. Dit resultaat zal zoals gebruikelijk worden verrekend met de algemene reserve van het grondbedrijf.