B. Financiële positie

B. Financiële positie

B1. Investeringen

Terug naar navigatie - B1. Investeringen

Met het vaststellen van de begroting autoriseert de raad het college tot het doen van uitgaven per programma tot de bedragen van het overzicht van baten en lasten voor het betreffende begrotingsjaar. In de programma’s zijn echter ook de investeringsplannen voor het begrotingsjaar opgenomen, die voor meerdere jaren ná dat begrotingsjaar nog lasten met zich mee brengen. Met het vaststellen van de begroting worden ook de beleidsprogramma’s en de daarvoor opgestelde investeringsplannen voor het komende begrotingsjaar geautoriseerd.

Investeringen 2022

Voor 2022 is een totaal bedrag aan investeringen geraamd van € 6,4 miljoen. Als gevolg van de gewijzigde BBV voorschriften wordt er vanaf de begroting 2017 e.v. geen omslagrente toegerekend aan de investeringen. Als in de toekomst onze financiering wijzigt, is het echter wel mogelijk dat weer rente toegerekend zal worden. Dit is afhankelijk van de omvang van de externe financiering en bijbehorend rentepercentage (renteschema). De investering in riolering (€ 1,4 miljoen in 2022) zijn gedekt door de tarieven.

In bijlage 5 zijn alle investeringen voor de jaren 2022 tot en met 2026 opgenomen inclusief status (besluitvorming), toelichting voor jaar 2026, afschrijvingstermijnen en aanduiding maatschappelijk c.q. economisch nut.

De investeringen van de gemeente worden aanbesteed op grond van de Europese en nationale wet- en regelgeving en het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid zoals door de raad vastgesteld in juni 2021.

B2. Stand en verloop van de reserves en voorzieningen

Terug naar navigatie - B2. Stand en verloop van de reserves en voorzieningen

Het belangrijkste verschil tussen reserves en voorzieningen is dat de raad in het geval van reserves een grote vrijheid heeft om de bestemming van deze gelden te wijzigen. Om die reden worden reserves als eigen vermogen aangeduid. In het geval van voorzieningen is veelal sprake van verplichtingen. Zolang de gemeenteraad de bestemming van geoormerkt geld nog kan veranderen, is er sprake van een bestemmingsreserve. Zodra dit niet meer kan, is er sprake van een voorziening.

Reserves
In onderstaand overzicht staat de verwachte stand en verloop van alle reserves.

Tabel Finbgr-B2.1
Reserves
Omschrijving Stand begin begrotingsjaar Vermeerderingen Verminderingen Stand eind begrotingsjaar
Algemene reserve 10.871.401 - 634.446- 10.236.955
Totaal algemene reserves 10.871.401 - 634.446- 10.236.955
Bestemmingsreserves
Reserve tijdelijke inhuur personeel 116.698 - - 116.698
Reserve kapitaallasten 27.077.753 610.000 1.469.890- 26.217.863
Reserve claims voorgaande jaren - - - -
Reserve Opleidingen 100.000 - - 100.000
Reserve impuls brede scholen combinatie 137.201 - - 137.201
Reserve kunst 51.403 - - 51.403
Reserve bestuursakkoord 255.533 - - 255.533
Reserve voor kwaliteitsverbetering landschap 35.425 - - 35.425
Reserve Samen investeren in Drimmelen 285.823 - - 285.823
Reserve Herstel kunstwerken havens 57.614 - - 57.614
Reserve groenaanleg 279.135 - 276.645- 2.490
Reserve Inclusie 25.000 - - 25.000
Totaal bestemmingsreserves 28.421.585 610.000 1.746.535- 27.285.050
Reserves grondexploitatie
Algemene bedrijfsreserve grondbedrijf 95.241 894.763 - 990.004
Reserve opslag grote werken 81.603 - - 81.603
Reserve ruimtelijke ontwikkelingen 1.109.457 424.163 39.436- 1.494.183
Totaal reserves grondexploitatie 1.286.301 1.318.926 39.436- 2.565.790
Totaal reserves 40.579.287 1.928.926 2.420.418- 40.087.795
Terug naar navigatie - De belangrijkste mutaties in 2020 zijn:

De belangrijkste mutaties in 2022 zijn:

Reserve kapitaallasten

In het verleden zijn in de reserve Kapitaallasten bedragen gestort voor specifieke investeringen en gedurende de afschrijvingsduur worden de kapitaallasten uit deze reserve onttrokken. Tegenover de reserve staat dus een vergelijkbaar bedrag aan boekwaarde van investeringen.

Reserve groenaanleg

Het bieden van de mogelijkheid om gekoppeld aan de uitgifte van grond voor rode (stedelijke) functies per m2 een bedrag in deze reserve te storten en dit bedrag in te zetten voor kwaliteitsverbetering in het buitengebied (inclusief kernrandzones). Uit deze reserve wordt het onderhoud en aanleg van ecologische verbindingszones gedekt (EVZ's). Zie voor een inhoudelijke toelichting onderdeel "A4. Overzicht incidentele baten en lasten 2022- 2025".

Reserves Grondbedrijf
Zie voor een inhoudelijke toelichting paragraaf G. Grondbeleid.

Terug naar navigatie - Voorzieningen

Voorzieningen
Aan de creditzijde van de balans staan ook de voorzieningen.

Tabel Finbgr-B2.2
Voorzieningen
omschrijving Stand begin begrotingsjaar Vermeerderingen Verminderingen Stand eind begrotingsjaar
Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico's
Voorziening wet APPA 2.755.525 141.000 70.316 2.826.209
Voorziening uitkeringsverplichtingen (vm) personeel 121.299 121.299 -
Voorziening verliezen grondexploitatie 486.016 486.016
Totaal voorz. verplichtingen, verliezen en risico's 3.362.840 141.000 3.312.225
Voorzieningen voor onderhoud
Voorziening onderhoud gebouwen PLANON 1.417.824 423.858 360.700 1.480.982
Voorziening onderhoud wegen - 1.001.155 902.376 98.780
Totaal voorzieningen voor onderhoud 1.417.824 1.425.013 1.263.076 1.579.762
Voorzieningen voor door derden beklemde middelen
Voorziening riolering 2.849.611 1.244.383 1.605.228
Voorziening afvalstoffenheffing 1.125.671 281.418 844.253
Voorziening BIZ 4.346 4.346
Totaal voorzieningen voor door derden beklemde middelen 3.979.628 - 1.525.801 2.453.827
Totaal voorzieningen 8.760.292 1.566.013 2.980.491 7.345.814
Terug naar navigatie - Toelichting voorzieningen


Toelichting voorzieningen

Voorziening wet APPA
Voor de pensioenverplichtingen van zittende en voormalige wethouders, die de pensioenverplichting nog niet hebben bereikt, is een voorziening gevormd. De hoogte van de verplichting wordt jaarlijks op basis van actuariële berekeningen bepaald. Voor begrotingsjaar 2022 vindt op basis van deze actuariële berekeningen een storting plaats van € 141.000. Onttrekkingen betreffen uitkeringen aan voormalig wethouders. Verkiezingen, pensioenoverdrachten en de renteontwikkeling kunnen de omvang van de mutaties sterk beïnvloeden.

Voorziening uitkeringsverplichtingen voormalig personeel

Indien een medewerker ontslagen wordt, zijn we o.b.v. het BBV verplicht een voorziening te vormen voor de kosten die daaruit voortvloeien.  Dit zijn meestal salariskosten voor de periode die binnen het wettelijk kader is overeengekomen. In 2022 is hiervan sprake voor een drietal personen.

Voorziening verliezen grondexploitatie

Deze voorziening is toegelicht in de paragraaf G. Grondbeleid.

Voorziening onderhoud gebouwen (Planon) en Voorziening onderhoud wegen

Deze onderhoudsvoorzieningen zijn toegelicht in de paragraaf C. Onderhoud kapitaalgoederen.

Voorziening riolering en afvalstoffenheffing

Deze voorzieningen zijn toegelicht in paragraaf B. Lokale heffingen.

Voorziening BIZ

De gemeente int de bijdragen van de ondernemers ten behoeve van het BIZ en dient deze door te betalen (onder gestelde voorwaarden) aan de vereniging.

B3. Financiering

Terug naar navigatie - B3. Financiering

Als alle investeringen in de begrotingsjaren 2022-2026 zouden worden uitgevoerd ontstaat een aanvullende financieringsbehoefte die uiteindelijk oploopt richting € 21 miljoen. Dit wordt vooral veroorzaakt door investeringen in de projecten Sociaal cultureel dorpshart, nieuwbouw  Stuifhoek en riolering.

In eerste instantie kan een financieringstekort afgedekt worden met kort geld (looptijd korter dan één jaar). Op basis van de kasgeldlimiet is er ruimte voor kort geld van circa € 5 miljoen.

Als het financieringstekort in twee opeenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet (zie paragraaf financiering) overschrijdt moet financiering met lang geld (looptijd langer dan één jaar) plaats vinden. De uitwerking van o.a. de herijking van het gemeentefonds en uitwerking van de ambities zal uiteindelijk bepalend zijn voor de hoogte van de daadwerkelijk af te sluiten lening.

B4. Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume

Terug naar navigatie - B4. Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volumevolume

Arbeidskosten gerelateerde verplichtingen zijn aanspraken op toekomstige uitkeringen van zittende en voormalige bestuurders, van het personeel dat op dit moment bij de gemeente werkzaam is en van personeel dat in het verleden bij de gemeente werkzaam is geweest. Op grond van Burgerlijk Wetboek 2, titel 9 moeten ondernemingen voor deze aanspraken/ verplichtingen financiële voorzieningen worden getroffen. In verband met de bijzondere positie van de overheden (de zogenaamde ‘eigenheid’) is op deze regeling in het kader van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor gemeenten een uitzondering gemaakt.

Die uitzondering houdt in dat:

- Jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een vergelijkbaar volume als reguliere last in de begroting worden opgenomen en in de rekening worden verantwoord.
- Hierover jaarlijks een beschouwing wordt opgenomen in de toelichting op de begroting/jaarrekening (art. 20.2 BBV).
- Gemeenten als resultaat daarvan geen bijzondere financiële voorzieningen behoeven te treffen (art. 44.3 BBV).
- Ter uitvoering volgt hieronder de op grond van art 20.2 van het BBV voorgeschreven beschouwing over de voor het begrotingsjaar relevante arbeidskosten gerelateerde verplichtingen.

Terug naar navigatie - B4.1 Wachtgelden, WW-uitkeringen en andere uitkeringen voormalige gemeenteambtenaren

B4.1 Wachtgelden, WW-uitkeringen en andere uitkeringen voormalige gemeenteambtenaren
Op grond van de voor het gemeentelijk personeel geldende rechtspositionele regelingen en/of afspraken zijn voor het voormalig gemeentelijk personeel de volgende twee categorieën te onderscheiden:
 

Werkloosheidswet
Het gemeentelijk personeel valt onder de werking van de Werkloosheidswet. De gemeenten zijn hierbij ‘eigen risicodrager’. De financiële effecten zijn afhankelijk van het beroep dat op de regeling moet worden gedaan. Op dit moment hebben wij 1 verplichting. Deze stopt op het moment dat deze persoon een baan heeft gevonden. De geschatte uitkeringskosten worden gestort in de Voorziening uitkeringsverplichtingen personeel/ voormalig personeel. Vervolgens worden hieruit de jaarlijkse uitkeringsverplichtingen onttrokken. De uitkeringskosten worden volledig uit eigen middelen bekostigd.
Vanaf 2020 vallen gemeenten onder het arbeidsrecht en is het eenvoudiger om een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen. Het risico daarbij is wel dat we sneller te maken krijgen met tijdelijke ww verplichtingen.

Suppletieregelingen
Indien sprake is van ontslag anders dan op eigen verzoek kan aan de oud-medewerker een suppletie worden toegekend bij het aanvaarden van een baan elders indien geen sprake is van een zogenaamde horizontale overgang. Deze suppletie wordt betaald tot maximaal het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De suppletie behelst de salarisachterstand ten opzichte van de situatie dat de medewerker nog in dienst was van de gemeente Drimmelen.

Terug naar navigatie - B4.2 Uitkeringen pensioenen voormalige bestuurders

B4.2 Uitkeringen pensioenen voormalige bestuurders
Voor voormalige leden van colleges van Burgemeester en Wethouders zijn de volgende rechtspositionele regelingen met daaraan gekoppelde en financiële verplichtingen van belang.

Uitkeringen voormalige bestuurders

Betreft op basis van de Wet Appa toegekende wachtgelduitkeringen. Omvang en duur van de uitkeringen zijn afhankelijk van door betrokkene opgebouwde diensttijd, genoten wedde en gerealiseerde neveninkomsten. In de begroting 2022 is wachtgeld begroot voor 1 voormalig bestuurder. In 2022 kan dit na de verkiezingen wijzigen. 

Waardeoverdracht opgebouwde pensioenrechten

Op basis van de Wet Appa bestaat voor wethouders sinds een aantal jaren de mogelijkheid, binnen een zes maanden na aftreden, tot waardeoverdracht van de opgebouwde pensioenaanspraken. De omvang van de opgebouwde pensioenrechten is afhankelijk van de tijdsduur dat betrokkene het wethouderschap heeft uitgeoefend waaronder onder bepaalde voorwaarden mede begrepen de uitkeringstijd. De omvang van de lopende pensioenaanspraken wordt jaarlijks geïnventariseerd. De actuele waarde van de opgebouwde pensioenrechten van de zittende en oud-wethouders bedraagt ultimo 2022 circa € 2,8 miljoen. Voor risicoafdekking in dit verband is een overeenkomstige voorziening beschikbaar.
 
Terug naar navigatie - B 4.3 Rechtspositionele regelingen gemeentelijk personeel

B 4.3 Rechtspositionele regelingen gemeentelijk personeel
Op grond van de voor het gemeentelijk personeel geldende rechtspositionele regelingen en/of afspraken gelden vanaf 2014 er nieuwe regels rond meenemen van verlofuren naar een volgend kalenderjaar. Verlofuren hebben daarbij een beperkte houdbaarheid. Wettelijke verlofuren moeten binnen twaalf maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar zijn opgenomen. Anders vervallen deze verlofuren. Bovenwettelijke verlofuren hebben daarentegen een houdbaarheid van vijf jaar. Zijn deze verlofuren zes jaar na toekenning niet opgenomen dan verjaren deze uren. Bij tussentijds ontslag worden de verlofuren die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn opgenomen, uitbetaald. De vergoeding is daarbij gelijk aan het uurloon van de betreffende medewerker.
 

B5. Geprognosticeerde balans

Terug naar navigatie - B5. Geprognosticeerde balans

Het vernieuwde BBV bepaalt dat een geprognosticeerde begin- en eindbalans van het begrotingsjaar inclusief meerjarenraming wordt opgenomen.

Tabel Finbgr-B5.1
Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo
ACTIVA 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Vaste activa
Immateriële vaste activa 356.205 829.093 795.731 762.369 739.006 715.644
Materiële vaste activa 66.255.083 82.872.996 85.184.342 84.864.758 75.871.525 71.859.792
Financiële vaste activa: Kapitaalverstrekkingen 211.232 211.232 211.232 211.232 211.232 211.232
Financiële vaste activa: Leningen 813.213 813.213 813.213 813.213 813.213 813.213
Financiële vaste activa: Uitzettingen > 1 jaar 1.315.353 1.315.353 1.315.353 1.315.353 1.315.353 1.315.353
Totaal vaste activa 68.951.086 86.041.886 88.319.870 87.966.924 78.950.330 74.915.234
Vlottende activa
Voorraden: Onderhanden werk & Overige grond- en hulpstoffen 328.086 1.093.884 -595.761 170.820 580.541 539.423
Voorraden: Gereed product en handelsgoederen & vooruitbetalingen 6.090 5.168 5.168 5.168 5.168 5.168
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar 7.208.964 7.625.685 7.625.685 7.625.685 7.625.685 7.625.685
Liquide middelen 75.846 205.622 205.622 205.622 205.622 205.622
Overlopende activa 2.979.794 2.245.472 2.245.472 2.245.472 2.245.472 2.245.472
Totaal vlottende activa 10.598.779 11.175.831 9.486.186 10.252.767 10.662.488 10.621.370
Totaal - generaal 79.549.865 97.217.717 97.806.055 98.219.691 89.612.817 85.536.604
Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo Ultimo
PASSIVA 2020 2021 2022 2023 2024 2025
Vaste passiva
Eigen vermogen 44.659.052 40.502.288 40.010.795 39.713.059 39.248.194 38.352.872
Onverdeeld resultaat 0 1.197.154 722.264 605.997 607.323
Voorzieningen 7.999.973 8.675.102 7.345.814 7.030.002 6.408.373 5.528.096
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van een jaar of langer 8.727.095 16.255.998 15.480.998 14.705.998 13.930.998 13.305.998
Totaal vaste passiva 61.386.119 65.433.389 64.034.762 62.171.324 60.193.562 57.794.289
Vlottende passiva
Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan een jaar 9.681.906 26.294.461 28.281.427 30.558.500 23.929.388 22.252.447
Overlopende passiva 8.481.840 5.489.867 5.489.867 5.489.867 5.489.867 5.489.867
Totaal vlottende passiva 18.163.746 31.784.328 33.771.294 36.048.367 29.419.255 27.742.314
Totaal - generaal 79.549.865 97.217.717 97.806.055 98.219.691 89.612.817 85.536.604

B6. EMU-saldo

Terug naar navigatie - B6. EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven met derden van de overheid. Het EMU-saldo geeft aan of er in een bepaald jaar met reële transacties meer geld uitgegeven is dan er in dat jaar is binnengekomen, of dat er netto geld overgehouden is. Het EMU-saldo is daarmee een indicatie voor de ontwikkeling van de liquiditeits- en financiële positie van de gemeente.

Het EMU-saldo van de lokale overheid telt mee voor het EMU-saldo van de totale overheid. Om inzicht te geven in het verwachte EMU-saldo van de lokale overheid is weergave van het saldo een verplicht onderdeel. De cijfers worden daarnaast verstrekt aan het CBS. Sturing op het EMU-saldo is van groot belang in verband met de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF).

Het vernieuwde BBV bepaalt dat in de begroting de ontwikkeling van het EMU-saldo over het vorig begrotingsjaar, het begrotingsjaar en de drie daaropvolgende begrotingsjaren moet worden opgenomen.

Tabel Finbgr-B6.1
EMU-saldo Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025
a. Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) -4.156.764 705.661 -772.626 -581.132 -893.996
b. Mutatie (im)materiële vaste activa 17.090.801 2.277.983 -352.945 -9.016.595 -4.035.095
c. Mutatie voorzieningen 675.130 -1.329.288 -315.812 -621.629 -880.277
d. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) 764.876 -1.689.645 766.581 409.721 -41.118
e. Boekwinst bij verkoop effecten en boekwinst bij verkoop (im)materiele vaste activa - - - - -
Berekend EMU-saldo (a-b+c-d-e) -21.337.311 -1.211.965 -1.502.074 7.404.112 2.301.941

De EMU-systematiek werkt op een andere manier dan het baten- en lastenstelsel dat de gemeenten hanteren. Investeringen tellen bijvoorbeeld niet mee in het stelsel van baten en lasten, daarbij wordt uitgegaan van de kapitaallasten van de investeringen. Investeringen en uitgaven die worden gedekt uit reserves in een jaar tellen echter wel volledig mee in het EMU-saldo. Bij een sluitende begroting kan een gemeente daardoor toch een negatief EMU-saldo hebben. Het EMU-saldo van de gemeente Drimmelen voor 2022 komt uit op ongeveer € 1,2 miljoen negatief. Het betekent dat in EMU-termen de uitgaven ongeveer € 1,2 miljoen groter zijn dan de inkomsten.

In de septembercirculaire van 2021 is de EMU referentiewaarde voor de gemeente Drimmelen -/- €  2.166.000 waardoor de referentiewaarde alleen in 2021 wordt overschreden. Er staat op dit moment geen sanctie op het overschrijden van de referentiewaarden. De EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel van de gemeente in de gezamenlijke tekortnorm.