6. Richtlijnen begroting GR'en

Algemene financiële richtlijnen

Terug naar navigatie - Algemene financiële richtlijnen

Gemeenten stellen in hun begroting richtlijnen vast voor de nieuwe begroting van de gemeenschappelijke regelingen waaraan zij deelnemen. Voor de begroting 2026 van de gemeenschappelijke regelingen hanteert Drimmelen de onderstaande algemeen geldende financiële richtlijnen.
1. We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat zij, uiterlijk 15 april 2025, maar bij voorkeur vóór 1 april 2025, een structureel sluitende meerjarenbegroting, waarin vier jaar vooruit wordt gekeken, aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer.
2. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten.
3. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen.
4. De bijdrage van de deelnemende gemeenten in de begroting voor het komende jaar stijgt maximaal met de geldende CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de prijsontwikkeling uit de meest recente circulaire. Voor het opstellen van zowel de kaderbrief als de begroting gebruikt de gemeenschappelijke regeling de dan meest recente circulaire voor zowel de loon- als de prijsindex. Hiervoor gebruiken we de meest recente ramingen zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan van het Centraal Plan Bureau. Voor de loonontwikkeling wordt hierbij ‘de index van de loonvoet sector overheid’ gevolgd en voor de prijsontwikkeling ‘de index van de netto materiele consumptie’. De verbonden partij geeft bij de kaderbrief en de begroting een specificatie weer van de verhouding lonen/prijzen in haar exploitatiebegroting. Voor het opvangen van afwijkingen tussen de indexeringen die in de begroting zijn opgenomen en de werkelijke CAO-indexering, overige CAO-afspraken en de werkelijke prijsontwikkeling houdt de verbonden partij een beperkte algemene reserve aan om de bedrijfsvoering in het lopende boekjaar te kunnen continueren zonder dat hiervoor een beroep moet worden gedaan op de deelnemers en een zienswijzenprocedure moet worden gevolgd. Uiteraard wijzigt de deelnemersbijdrage ook wanneer er wijzigingen zijn in de kwantiteit van de dienstverlening die de deelnemers afnemen.
5. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de concept-begroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden).
6. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur.
7. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.

In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 in hoeverre de bijdrage van de gemeente/deelnemers gelijk blijft aan c.q. beperkt stijgt ten opzichte van de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven.
Naast deze algemene richtlijnen hanteert Drimmelen specifieke financiële of beleidsmatige richtlijnen die per gemeenschappelijke regeling aanvullend gelden. Die specifieke richtlijnen volgen hierna. Voor zowel de algemene als de specifieke richtlijnen geldt dat Drimmelen aansluit bij hetgeen hiervoor in regioverband is voorbereid.

Specifieke beleidsrichtlijnen Regio West-Brabant (RWB)

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen Regio West-Brabant (RWB)

In de begroting 2026 wordt in heldere taal aangegeven:
1. Welke doelen uit de strategische agenda en actieprogramma 2024 – 2028 in 2026 worden gerealiseerd en welke doelen in de periode 2027-2028 worden beoogd;
2. Wat de financiële en personele inzet van de RWB hierbij is en welke aanvullende middelen (capaciteit en financiën) van de gemeenten worden gevraagd;
3. Of, en zo ja op welke wijze er voor de uitvoering van de actieagenda samenwerking nodig is met de Stedelijke Regio’s en Rewin en hoe deze samenwerking wordt vormgegeven; 
4. Op welke wijze de verbinding met onderwijs en bedrijfsleven wordt gelegd bij de uitvoering van het actieprogramma.

Specifieke financiële richtlijn Regio West-Brabant (RWB)

Terug naar navigatie - Specifieke financiële richtlijn Regio West-Brabant (RWB)

Bij de uitvoeringsgerichte taak Kleinschalig Collectief Vervoer geldt voor de vervoersprijs per eenheid een aanpassing aan de hand van de branchegerichte NEA-index. Verder worden de vervoerslasten begroot aan de hand van het geprognosticeerde gebruik van de vervoersvoorziening. Doorbelasting van kosten aan gemeenten en provincie vindt plaats op basis van realisatie.

 

Specifieke beleidsrichtlijnen OMWB

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen OMWB

Beleidsmatige richtlijnen begroting OMWB 

 1. De omgevingsdienst is in 2024 gestart met de implementatie van het kwaliteitsmanagementsysteem in de organisatie. In de kaderbrief 2026 geeft de omgevingsdienst concreet aan op welke wijze de resultaten van het kwaliteitsmanagementsysteem en de doorontwikkeling van datamanagement en -beheer worden verwerkt in de (meerjaren)begroting 2026. Bijvoorbeeld door in het beleidsdeel van de begroting inzage te geven in de aanpak van de ontwikkeling van kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) voor de primaire processen (dienstverlening).
 2. Wij hebben de OMWB gevraagd om in 2025, samen met de deelnemers, de MWB-norm te herzien en te komen tot een nieuwe financieringsopzet. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de rapportage ‘Financieringssystematiek omgevingsdiensten’ vastgesteld op 20 juni 2024 door het bestuurlijk overleg Interbestuurlijk Programma Versterking VTH (IBP VTH) en het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader (GUK). Het proces om tot een nieuwe financieringssystematiek te komen wordt in de Kaderbrief 2026 beschreven en ook de (potentiële) gevolgen voor de (meerjaren)begroting 2026 en verder.

Specifieke beleidsrichtlijnen voor de Veiligheidsregio

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen voor de Veiligheidsregio

De VRMWB heeft een beleidsplan 2023-2027 en voert dit uit. Ervan uit gaande dat de VRMWB zich houdt aan de voornemens genoemd in dit plan en blijft werken binnen de drie genoemde pijlers en daarover adequaat rapporteert is er nu geen aanleiding om specifieke beleidsmatige richtlijnen op te stellen. Er zijn ook geen ontwikkelingen te benoemen die invloed hebben op het beleid. 

Specifieke beleidsrichtlijnen GGD

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen GGD

Beleidsmatige richtlijnen

 1. De GGD geeft in kaders en Beleidsbegroting 2026 duidelijk weer met welke concrete plannen invulling gegeven gaat worden aan de in het beleidsplan 2023-2026 ‘Wij maken samen gezond gewoon’ opgenomen 4 ambities en laten ze hun 3 gezonde geluiden horen.
 2. Wij verwachten dat zij in samenspraak met de deelnemende gemeenten in 2026 een vervolg van het beleidsplan opstelt en presenteert.
 3. Wij verwachten van de GGD dat de toekomstige GGD-begrotingen prestatie-indicatoren bevatten.
4. Gezien de afnemende financiële middelen in 2026 verwachten gemeenten beleidsmatige keuzes  te moeten maken. Om deze keuzes gedegen voor te kunnen bereiden is meer gedetailleerd inzicht nodig in het aanbod en in de geleverde producten en kosten. Wij verwachten van de GGD dat zij deze informatie leveren. We verzoeken de GGD om bij de verschillende bezuinigingsopties aan te geven wat de maatschappelijke effecten/gevolgen van die eventuele bezuinigingen zijn. Er wordt kritisch gekeken naar de uitvoering van het beleid en mogelijke bezuinigingsopties onder andere door het prioriteren van uitvoering. 

Specifieke beleidsrichtlijnen Regionale Ambulancevoorziening (RAV)

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen Regionale Ambulancevoorziening (RAV)

Beleidsmatige richtlijnen begroting 2026
1. De RAV waarborgt onder de Wet ambulancezorgvoorzieningen de kwaliteit en continuïteit van de ambulancezorg in heel haar werkgebied. De ambulancezorg dient blijvend te worden uitgevoerd zonder gemeentelijke financiële bijdragen. 
2. Het Meerjarenplan 2022-2025 van de RAV loopt tot en met 2025. De RAV betrekt bij de opstelling van het nieuwe meerjarenplan de stakeholders. Het nieuwe meerjarenplan komt tot uitdrukking in de begroting 2026. 
3. Het Landelijk Kwaliteitskader Ambulancezorg 1.0 bevat 26 indicatoren waarmee daadwerkelijk het niveau van de geleverde zorg wordt gemeten. Tijdigheid in het spoedvervoer is er hier één van. De indicatoren zijn onderverdeeld in zeven segmenten: Bereikbare en beschikbare zorg, Patiënt centraal, Veilige zorg, Professionaliteit, Samenwerken, Continue verbeteren en Basis op orde. De RAV informeert de gemeenten in haar begroting hoe zij voldoet aan het landelijke kwaliteitskader en de opgenomen indicatoren.  
4. De RAV is in 2024 gestart met de implementatie van de nieuwe urgentie-indeling ambulancezorg. De nieuwe indeling kent zeven in plaats van drie urgentieniveaus. De RAV verwerkt de nieuwe urgentie-indeling in haar begroting waarbij inzage in de responstijden op A0 en A1 (voorheen A1 en A2 ritten) behouden blijft. Uitgangspunt dient te zijn dat in het hele werkgebied de responstijd voor A0 ritten niet meer dan 5% wordt overschreden (melding-aankomst meer dan 15 minuten). 
5. In haar begroting geeft de RAV aan wat het Integraal Zorg Akkoord (IZA) en de landelijke Beleidsagenda Toekomstbestendige Acute Zorg van VWS betekent voor de ambulancezorg in haar werkgebied. De beleidsagenda kent drie kernpunten: Kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg, Zorgcoördinatie en Samenwerking in de regio. 

Algemene Financiële richtlijn
Er wordt door de gemeente kritisch gekeken naar de uitvoering van het beleid en mogelijke bezuinigingsopties onder andere door het prioriteren van uitvoering. 

Specifieke beleidsrichtlijnen WAVA/MidZuid

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen WAVA/MidZuid

Beleidsmatige richtlijnen:
1. De wet- en regelgeving op het gebied van het bieden van werk aan mensen met een arbeidsbeperking is continu in beweging. We verwachten dat MidZuid anticipeert op de aanpassingen in de Participatiewet, de veranderingen in de regelgeving rondom het beschut werk en de veranderingen van de arbeidsmarktinfrastructuur. Deze veranderingen zien we graag op een adequate en efficiënte manier terug in de begroting 2026.
2. MidZuid zet in op ontwikkeling zodat inwoners die vallen onder de Participatiewet zoveel mogelijk bij reguliere werkgevers geplaatst worden. Hierbij dient zoveel mogelijk uitgegaan te worden van een arbeidsovereenkomst bij de reguliere werkgever. Bij inzet van een detacheringsconstructie is het uitgangspunt dat dit een tijdelijk karakter heeft.
3. MidZuid houdt inzichtelijk welke activiteiten en risico’s verbonden zijn aan de afbouw van het huidige SW-bestand in combinatie met de opdrachtportefeuille en stelt maatregelen voor om nadelige financiële gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Dit kan ook betekenen dat bepaalde activiteiten worden verminderd, afgestoten of gewijzigd voor een optimaal maatschappelijk en financieel resultaat.
4. De uitwerkingen van de strategische toekomstvisie worden opgenomen in de begroting 2026. Het streven hierbij is een meer stabiele en voorspelbare situatie in de financiële lasten voor MidZuid en de deelnemende gemeenten. Ook de consequenties voor de huisvesting worden hierbij meegenomen. Tot de besluitvorming worden investeringen in het gebouw beperkt tot noodzakelijk wettelijk onderhoud, behalve als het algemeen bestuur anders besluit.
5. We verwachten dat MidZuid in afstemming met de ketenpartners en gemeenten zorgt voor passende leerroutes en ontwikkeltrajecten die aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt en de veranderende doelgroep waarvoor deze trajecten worden ingezet. We vragen MidZuid daarbij innovatief te werk te gaan, zodat recht wordt gedaan aan de uitdagingen rond de doelgroep.

Specifieke financiële richtlijn WAVA/Midzuid

Terug naar navigatie - Specifieke financiële richtlijn WAVA/Midzuid

Financiële richtlijnen:

We verwachten van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling dat het een sluitende begroting aanbiedt aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling vermeldt duidelijk de uitgangspunten die gebruikt zijn voor de begroting voor het komende jaar. In de begroting voor het komende jaar neemt de gemeenschappelijke regeling ook een overzicht op met de bijdragen voor de komende vier jaar per deelnemer. De begroting wordt opgesteld op basis van ongewijzigd beleid. Er worden dus geen nieuwe taken of uitbreiding van bestaande taken in de primitieve begroting opgenomen, behalve als dit eerder door het algemeen bestuur is besloten. De begroting bevat een overzicht met het verloop van aanwezige reserves. In dit overzicht is te zien wanneer de reserve wordt ingezet en voor welk bedrag per jaar. Hierin wordt ook het doel van de reserve omschreven. Wanneer een reserve 2 jaar of langer niet wordt ingezet, dan legt de gemeenschappelijke regeling de instandhouding of vrijval van deze reserve in de besluitvorming bij de ontwerpbegroting voor. Het uitgangspunt is dat deze reserve op dat moment vrijvalt. Wordt er niet besloten tot vrijval dan geeft de gemeenschappelijke regeling in de ontwerpbegroting de planning en het doel van de uitgaven voor deze reserve opnieuw aan. Via de ontwerpbegroting worden de gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hierop een zienswijze in te dienen. Voorgaande geldt ook voor voorzieningen. In verband met de verwachte neerwaartse bijstelling van het Gemeentefonds in 2026 beschrijft de gemeenschappelijke regeling in de kadernota en de begroting 2026 dat de bijdrage van de gemeente/deelnemers lager wordt of gelijk blijft aan de bijdrage voor 2025. Dit kan door besparingen voor te stellen of beleidsinhoudelijke keuzes aan te geven. Een besluit van het algemeen bestuur van een verbonden partij tot instelling van een algemene reserve is goed gemotiveerd, onderbouwd en voorzien van bijbehorende spelregels. Op dit besluit van het algemeen bestuur wordt een zienswijzemogelijkheid geboden aan de deelnemende gemeenten bij de conceptbegroting(wijziging). De algemene reserve wordt aangevuld tot de maximale hoogte zoals vastgesteld door het algemeen bestuur. Voor het bepalen van de omvang van de (beperkte) algemene reserve kan het algemeen bestuur een advies vragen aan de accountant, maar de algemene reserve bedraagt niet meer dan 8% van de totale lasten in de begroting (uitgangspunt is en blijft dat de weerstandscapaciteit bij de deelnemers wordt aangehouden). Voorgaande geldt ook voor voorzieningen. Een positief jaarrekeningresultaat wordt uitgekeerd aan de deelnemers. De gemeenschappelijke regeling kan hier alleen van afwijken door een duidelijk en gemotiveerd voorstel voor resultaatbestemming voor te leggen aan het algemeen bestuur. Over een dergelijk voorstel besluit het algemeen bestuur. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing beschrijft de gemeenschappelijke regeling/MidZuid de risico’s met de meeste impact en de getroffen beheersingsmaatregelen. Ook geeft de gemeenschappelijke regeling inzicht in de benodigde weerstandscapaciteit.

Specifieke beleidsrichtlijnen CJG Drimmelen Geertruidenberg

Terug naar navigatie - Specifieke beleidsrichtlijnen CJG Drimmelen Geertruidenberg

1. Voor de herinrichting van het jeugdlandschap werken we op basis van Regio WBO visie en strategie, de Hervormingsagenda Jeugd en Toekomstscenario Jeugd en Gezin toe  naar een Stevig Lokaal Team, waar het CJG onderdeel van uitmaakt. Tot 1 januari 2027 doen we aan de hand van een Proof of Concepts (POC) ervaringen op wat nodig is om preventiever, effectiever en efficiëntere hulp aan te bieden. Dit vergt andere afspraken en stelt andere eisen aan de samenwerking met het CJG.  
2. De tijdelijke extra formatie van 1 fte voor een CJG-professional bij het onderwijs wordt in 2025 geëvalueerd. Deze uitkomsten in combinatie met de regionale ontwikkelingen rondom het SLT vormt de input of/hoe de inzet wordt gecontinueerd.  
3. Ook zal de extra 0,5 fte voor het overbruggen van wachtlijsten (zie onder risico’s) worden gecontinueerd.
4. Daarnaast blijft het CJG zich in zetten voor: data-gestuurd werken, veiligheid en preventie. 

Specifieke financiële richtlijn CJG Drimmelen Geertruidenberg

Terug naar navigatie - Specifieke financiële richtlijn CJG Drimmelen Geertruidenberg

1. Het uitgangspunt is dat een eventuele kostenstijging voor bedrijfsvoering of overhead alleen veroorzaakt wordt door indexering of door nieuw beleid, waar het bestuur van de regeling expliciet vooraf mee instemt.
2. Er wordt kritisch gekeken naar de uitvoering van het beleid en mogelijke bezuinigingsopties onder andere door het prioriteren van uitvoering.