7. Schuld- en reservepositie

7. Schuld- en reservepositie

Terug naar navigatie - Inleiding

Inleiding
De financiële verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet geeft in artikel 6 richtlijnen voor het opstellen van de beide tussentijdse rapportages, de Voorjaarsnota en de Najaarsnota. Zo moeten beide rapportages niet alleen inzicht geven in beleidsmatige en financiële afwijkingen met de begroting, maar ook in afwijkingen in de financiële positie van de gemeente en de raming van de uitputting van de investeringskredieten. 

Het college geeft in deze bijlage inzicht in de financiële positie. Of beter gezegd - en zoals dat door de financiële verordening wordt gevraagd – de schuldpositie en reservepositie. 

Schuldpositie
De schuldpositie van een gemeente wordt weergegeven via een kengetal, de netto schuldquote. De berekeningswijze van de netto schuldquote is voor iedere gemeente gelijk. Net zoals de berekening van andere kengetallen is die berekeningswijze vastgelegd in de “Regeling vaststelling wijze waarop kengetallen worden vastgesteld en opgenomen in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten” van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 

Bij de berekening wordt het verschil bepaald tussen enerzijds de vaste schulden, netto vlottende schulden en overlopende passiva en anderzijds de uitzettingen, de liquide middelen en overlopende activa. Dat verschil wordt afgezet tegen de totale baten (exclusief reservemutaties).

Voor 2022 werd een netto schuldquote 59% begroot. Waarbij niet van een aanvullende financieringsbehoefte werd uitgegaan. Die situatie is kijkend van de autonome positie van de gemeente onveranderd. Vanuit haar normale bedrijfsvoering heeft de gemeente geen behoefte om extra kort of lang geld aan te trekken. Wel heeft de gemeente dit jaar de ruimte binnen de toegestane kasgeldlimiet benut om gebruik te maken van de negatieve marktrente. Op deze wijze wist de gemeente extra rentebaten te genereren.

De raad stemde in met een financieringsarrangement voor de herbestemming van de Bernarduskerk in Made. Binnen dat arrangement ging de gemeente op 1 juni 2022 een lening van € 3,5 mln. met een looptijd van 30 jaar bij de BNG aan, waarbij de gemeente het lening bedrag in termijnen afroept.
De lening wordt onder dezelfde tarieven en condities doorgelegd aan BOEi, waarvan 50% in achtergestelde vorm. Die achterstelling zal alleen dan van kracht worden als BOEi in staat van faillissement komt te verkeren. BOEi is de eigenaar van de Bernarduskerk en tevens opdrachtgever voor de herbestemming. 

Reservepositie
De reservepositie wordt uitgedrukt via het kengetal solvabiliteitsratio. Ook de berekening van dit ratio is vastgelegd in de hiervoor genoemde regeling. Het geraamde eigen vermogen van een gemeente wordt daarbij in verhouding gebracht met het geraamde totaal aan passiva.

In de begroting 2022 heeft Drimmelen een solvabiliteit van 42% begroot. Het eigen vermogen (teller) zal door de bestemming van het overschot bij de Voorjaarsnota 2022 (€ 767.000) verbeteren. Het totaal aan passiva zal naar verwachting niet ingrijpend veranderen. Het solvabiliteitsratio is daarom gedurende het jaar verbeterd en daarmee nog altijd hoger dan de voor gemeenten gangbare norm (≥ 35%).