7. Financiële uitgangspunten

3.1 Financieel beeld

Terug naar navigatie - 7. Financiƫle uitgangspunten - 3.1 Financieel beeld

Voor het opstellen van de begroting hanteren we uiteraard de gebruikelijke kaders zoals we deze kennen in Drimmelen. Bij het opstellen van de begroting zullen deze indicatoren berekend worden. 

1.    Een reële en structureel sluitende begroting in 2029

De meerjarenbegroting dient minimaal structureel sluitend te zijn, waarbij het vierde en laatste jaar altijd structureel sluitend wordt afgesloten. Bij het opstellen van de begroting maken we gebruik van behoedzame en realistische ramingen om een betrouwbare financiële basis te waarborgen.


Structurele uitgaven worden altijd structureel gedekt; dit betekent dat structurele lasten niet worden gefinancierd met incidentele inkomsten of meevallers. Daarnaast worden uit de post ‘Onvoorzien’ geen structurele uitgaven gedaan, om de financiële continuïteit te waarborgen.


2.    Weerstandsratio van minimaal 1

Weerstandscapaciteit is in gemeentelijke financiën het vermogen van de gemeente om onverwachte, niet geplande kosten of tegenvallers op te vangen zonder dat dit direct leidt tot financiële problemen of bezuinigingen. 


Voor het beheersen van risico’s hanteren wij de onderstaande indeling van de risicoratio. Hierbij streven wij naar een minimale ratio van 1, waarmee wordt verzekerd dat de gemeente voldoende weerstandsvermogen heeft om financiële tegenvallers op te vangen.


3.    Financiële kengetallen 

In deze kadernota neemt de gemeente Drimmelen de uniforme basis set financiële kengetallen op. Dit biedt een helder overzicht van de financiële positie van de gemeente. Omdat er geen externe normering geldt, ligt de interpretatie en eventuele bijstelling van deze kengetallen bij het college en de raad. Op deze manier ontstaat er meer transparantie over de financiële gezondheid van de gemeente.

•    Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen: maximaal 130%
•    Solvabiliteit: minimaal 20%
•    Kengetal grondexploitatie: maximaal 10%
•    Structurele exploitatieruimte: minimaal 0%
•    Belastingcapaciteit: maximaal 100%

In deze kadernota worden enkel de grenswaarden weergegeven van de vijf belangrijkste financiële kengetallen. Deze grenzen bieden een indicatief kader voor de financiële beoordeling en beleidsruimte, wanneer zijn de ratio's niet meer acceptabel. De daadwerkelijke berekening van de feitelijke waarden van deze kengetallen zal plaatsvinden in de Begroting 2026. Daarbij worden de kengetallen conform de richtlijnen uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) opgenomen, op basis van de meest actuele financiële ramingen. 

3.2 Indexering

Terug naar navigatie - 7. Financiƫle uitgangspunten - 3.2 Indexering

Tot 2024 werd  de gemeentelijke begroting jaarlijks bijgesteld voor de verwachte prijsontwikkelingen, gebaseerd op inflatiepercentages van het Centraal Planbureau (CPB). Omdat het Rijk is overgestapt op loon/prijscompensatie o.b.v. het BBP wordt vanaf 2025 deze methode ook voor de gemeentelijke begroting gehanteerd.

Voor de indexering van de subsidies van de professionele organisaties hanteren we de prijsindexcijfers van de Nederlandse Zorgautoriteit.

  • We rekenen met constante prijzen, dit wil zeggen dat alleen voor het eerste begrotingsjaar met prijsontwikkelingen rekening wordt gehouden.
  • De leges burgerzaken zijn voor een belangrijk deel bepaald door het Rijk. De overige tarieven stijgen conform de overige kosten.
  • Van deze indices kan afgeweken indien hiervoor gegronde redenen zijn, zoals bijvoorbeeld contractuele afspraken.

Bovenstaande uitgangspunten leiden o.a. tot het volgende overzicht:

Begrotingsrichtlijnen Kadernota 2026
Uitgaven
Salariskosten 2,70%
Goederen en diensten 2,70%
Subsidies professionele organisaties 5,01%
Inkomsten
Huren en pachten 2,70%
OZB-opbrengsten 2,70%